Tips bij gebruik drinkvoeding

  • Drink de drinkvoeding langzaam op. Neem kleine slokjes met pauzes tussendoor. Zo voorkom je een vol gevoel. Je mag gerust een uur over een flesje doen.
  • Verdeel de flesjes drinkvoeding gelijkmatig over de dag.
  • Als  je drinkvoeding als aanvulling op de gewone voeding gebruikt, kun je de flesjes het beste tussen de maaltijden door drinken. Als je de drinkvoeding vlak voor de maaltijd gebruikt, kan dat ten koste gaan van de eetlust.
  • Naast dat je de drinkvoeding uit het flesje kunt drinken, kun je het natuurlijk ook in een glas schenken.
  • De zoete smaak vermindert door de drank koud te serveren of door een ijsblokje toe te voegen.
  • Drinkvoeding op melk- of yoghurtbasis kun je aanlengen met een klein scheutje (volle) melk, karnemelk of (volle) yoghurt. Hierdoor neemt de zoete smaak ook af.
  • Er zijn veel verschillende smaken van verschillende fabrikanten. Probeer daarom verschillende smaken van verschillende fabrikanten.
  • Drinkvoeding op sapbasis kun je vermengen met water, koolzuurhoudend bron- of mineraalwater of frisdrank. Door het verdunnen neemt de hoeveelheid drinkvoeding wel toe.
  • Slijmvorming na het gebruik van drinkvoeding vermindert door na elk slokje drinkvoeding een slokje een slokje water of vruchtensap na te nemen. Ook kun je een ijsblokje in de mond nemen na het gebruik van drinkvoeding.
  • Drinkvoeding op basis van sap of yoghurt geeft vaak minder slijmvorming. Overleg met je diëtist of je deze producten kunt gebruiken.
  • Drinkvoeding met de smaken koffie, caramel en cappuccino zijn op te warmen. Doe dit niet te lang. Door verwarmen gaan voedingsstoffen verloren. Je kunt drinkvoeding verwarmen in een pan, in de magnetron of au bain-marie (in een schaaltje in een pan met warm water).
  • Er zijn ook drinkvoedingen in de vorm van een dessert of vruchtenmousse op de markt. Overleg met je diëtist of je deze producten kunt gebruiken.

Tips bij gebruik sondevoeding

Vóór je sondevoeding gaat gebruiken
Controleer elke dag de juiste ligging van je maagsonde. We adviseren het markeringsstreepje op de sonde en de fixatie van de neuspleister te controleren. Dit kan ook door de zuurgraad van het maagsap te bepalen met een PH-strip. Dit hoef je alleen te doen wanneer je de sonde inbrengt of vervangt. Of als je denkt dat de maagsonde niet meer op de goede plek in de maag ligt (dislocatie).

Informeer voor de werkwijze van het controleren van de sonde, bij de verpleegkundige van de thuiszorg of raadpleeg je arts of diëtist van het ziekenhuis.

Lees via onderstaande links meer over:

Aandachtspunten bij praktische problemen met de voeding

Klik hier om meer informatie te lezen over de aandachtspunten bij praktische problemen met voeding.

Hygiëne en adviezen

Hygiënisch werken bij de toediening van sondevoeding is belangrijk. Werk daarom zo schoon mogelijk. Dit om bederf van de voeding door bacteriegroei of complicaties zoals diarree te voorkomen.

  • Was je handen met water en zeep voordat je gaat werken met sondevoeding en droog deze goed.
  • Was je handen met water en zeep voordat je gaat werken met sondevoeding en droog deze goed.
  • Leg alle benodigde materialen op een schoon aanrecht of tafel.
  • Let op de houdbaarheidsdatum van de voeding (deze staat op de verpakking).
  • Gebruik sondevoeding op kamertemperatuur. Komt deze uit de koelkast? Haal deze er dan een uur van tevoren uit, of verwarm deze au bain-marie.
  • Voordat je de voeding gaat gebruiken niet te hard schudden, maar het pak een paar keer heen en weer bewegen.
  • Een geopende verpakking sondevoeding binnen 24 uur gebruiken en tussendoor in de koelkast bewaren.
  • Restanten sondevoeding na 24 uur weggooien. Dit kan in de wasbak of door het toilet.
  • Spuit een sonde 4 tot 6 keer per dag met 20-30 ml lauwwarm water door. Bijvoorbeeld 3 à 4 x overdag, 1 x voor het slapen 1 x bij het opstaan.
  • Geen voeding stil laten staan in de sonde.
  • Spoel bij het toedienen van sondevoeding (in porties en bij medicijnen) de sonde voor en na toediening door met 20 ml lauwwarm water, dit om verstoppingen te voorkomen.
  • Gebruik spuiten waarmee je doorspoelt niet langer dan 1 week.
  • Verwissel het toedieningssysteem elke dag.
  • Gesloten verpakkingen sondevoeding en materialen in een
    droge/koele omgeving bewaren (tussen 5° en 25°C). Sondevoeding niet bewaren in de zon of op een plek waar deze kan bevriezen.
  • Maak je voedingspomp regelmatig met een vochtige doek schoon. Dat voorkomt storingen. Lees hiervoor de instructies in de gebruikershandleiding van de voedingspomp.
  • Hulpmiddelen als spuiten, dopjes en tussenstukjes na gebruik goed met warm water schoonspoelen en laten drogen. Daarna deze in een afgesloten bakje, in de koelkast bewaren.
  • Overleg met specialist, diëtist of de thuiszorg of je mag douchen en/of zwemmen met de sonde. Sluit de sonde van tevoren goed af met een afsluitdopje en/of een fixatiepleister.

Nieuw type aansluiting voor sondevoeding: ENFit

Vanaf 2016 is er wereldwijd een nieuw type aansluiting voor sondevoeding: ENFit. Nu is er een overgangsfase. Hierdoor kun je een extra tussenstukjes nodig hebben om het toedieningssysteem aan te sluiten op de voedingssonde. Om het makkelijker te maken, hebben wij een setje voor je samengesteld met verschillende koppelstukjes. Zo kun je direct starten met sondevoeding.

Op de afbeeldingen op de volgende pagina’s is te zien welke stukje nodig is. De kleur en vorm van de voedingssondes en toedieningssystemen verschilt per fabrikant en kan er dus anders uit zien.

Sonde met ENFit uiteinde
Geen connector nodig

 

Sonde met ENlock uiteinde
Connector to ENlock – art.nr. 89732

 

Sonde met conisch uiteinde
Step connector – art.nr. 89828

 

Sonde met Luer-Lock uiteinde
Connector to Luer – art.nr. 89733

 

Sonde met Vygon Nutrisafe2 uiteinde
Vygon connector ENFit – art.nr. 368.72