De financiering van de huidige eerstelijnszorg moet op de schop. Zo snel mogelijk, stelt adviseur Zorg en Welzijn Martien Bouwmans. Alleen zo kan preventie structureel worden opgenomen in het zorgstelsel.

 

Medisch-technisch bekeken hebben we een van de beste zorgstelsels ter wereld. Daar is Martien Bouwmans, adviseur Zorg en Welzijn, van overtuigd. Maar er is volgens hem één groot mankement: “Ons zorgstelsel nodigt op geen enkele manier uit om iets aan preventie te doen. Simpelweg omdat niemand die rekening op zich wil nemen. We richten ons volledig op het behandelen van zieken en nauwelijks op het voorkomen dat mensen in de zorg terechtkomen. Qua preventie staan alle seinen in Nederland op rood.”

 

Spreek dezelfde taal
Daar moet verandering in komen. Preventie zou structureel in het zorgstelsel moeten worden opgenomen. Maar op welke manier? Volgens Bouwmans moet er als eerste worden gezorgd dat alle spelers in het zorgstelsel dezelfde taal spreken. “De overheid, gemeentes, zorgprofessionals, zorgaanbieders: iedereen hanteert andere definities. Bijvoorbeeld wat we onder preventie verstaan. Hierdoor ontstaat spraakverwarring en komt er weinig tot stand. Dit maakt het ook moeilijk om de bijbehorende verantwoordelijkheden van de zorgpartijen goed te benoemen en duidelijk te maken wie wat gaat financieren.”

 

Wie betaalt wat?
Bouwmans pleit daarom voor een uniforme indeling van de verschillende vormen van preventie die door iedereen in de zorgwereld wordt gebruikt. “Deze indeling voor de preventie is vooral ingestoken op financiering en het stelsel, maar op deze manier kun je de verantwoordelijkheden goed benoemen en dat is echt een randvoorwaarde om preventie in het zorgstelsel goed op te nemen,” stelt Bouwmans. Zijn indeling is in vieren opgesplitst. Collectieve preventie, zoals bijvoorbeeld bevolkingsonderzoeken en voorlichtingscampagnes, vallen onder de overheid en worden door het rijk gefinancierd. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het groepsgewijs aanpakken van problemen, zoals bijvoorbeeld obesitas bij kinderen of groepsgewijze activiteiten in het kader van Keer Diabetes2om. Dit valt onder selectieve preventie.

 

Daarnaast is er de geïndiceerde preventie. Hierbij worden er op individueel niveau preventieactiviteiten uitgevoerd voor mensen met specifieke risicofactoren. Op die manier moet worden voorkomen dat iemand met die kenmerken daadwerkelijk een aandoening ontwikkelt. Als laatste is er de zorggerelateerde preventie waarbij alles uit de kast wordt getrokken zodat een bestaande aandoening niet nog erger wordt. Bouwmans: “Dan worden er bijvoorbeeld activiteiten opgezet om te bewerkstelligen dat iemand met een hartaanval niet nog een hartaanval krijgt. Deze tak van preventie wordt net als de geïndiceerde preventie bekostigd door de zorgverzekeraars.”

 

Aan de bak
Volgens Bouwmans zijn er bij zorggerelateerde preventie en collectieve preventie weinig problemen. Voor deze gebieden zijn de verantwoordelijkheden en financiering van de betrokken partijen vrij duidelijk. Bij selectieve en geïndiceerde preventie moeten echter flink wat stappen gezet worden. “Gemeentes staan niet altijd te springen om bijvoorbeeld preventiecursussen te bekostigen. Ze erkennen niet overal dat deze verantwoordelijkheid voor groepsgewijze preventie bij hen ligt, terwijl dat wel zo zou moeten zijn. Qua geïndiceerde preventie gebeurt er wel wat, maar nog te weinig. Ja, er zijn enkele stoppen met roken-programma’s of gecombineerde leefstijlpreventieprogramma’s in het basispakket, maar bij veel zorgverzekeraars leeft dit nog niet echt. Binnen het zorgverzekeringspakket komen er nog maar weinig geïndiceerde preventie-acties voor vergoeding in aanmerking.”

 

Preventie in het zorgstelsel
Vooral in het snijvlak tussen selectieve preventie en geïndiceerde preventie zitten veel mogelijkheden om nieuwe preventieprogramma’s op te zetten. Bouwmans: “Mijn stelling is dat de gemeente de verantwoordelijkheid neemt voor groepspreventieactiviteiten en de zorgverzekeringskant draagt hier financieel aan bij. Dat kun je doen door in groepspreventieprogramma’s individuen te onderscheiden die aan bepaalde zorgindicatiecriteria voldoen. De gemeente organiseert dus groepsprogramma’s, maar in die groepen zitten een aantal individuen die zoveel risicofactoren hebben dat de zorgverzekeraar voor die personen betaalt. Zo kunnen de gemeente en zorgverzekeraar samen een preventiegroepsprogramma gaan financieren.”

Als voorbeeld noemt Bouwmans een valpreventiecursus voor ouderen. Een oudere die valt, breekt bijvoorbeeld een heup, moet worden geopereerd, gaat een langdurig fysiotraject in en heeft zorg aan huis nodig. “Een valpreventiecursus vooraf volgen kan dus heel wat kosten en leed besparen. Het is voor een zorgverzekeraar dus in principe erg interessant om mensen met groot risico op vallen aan deze cursus te laten deelnemen en de kosten daarvan te betalen.”

 

Prikkels stimuleren
Om zorgaanbieders meer aan te zetten en te belonen voor preventie, zouden gemeente en zorgverzekeraars meer moeten samenwerken en moet de bekostiging van de hele eerste lijn op de schop. “Dat is een enorme klus, maar onvermijdelijk om preventie in te bakenen en het zorgstelsel betaalbaar te houden. Zorgprofessionals, als huisartsen en fysiotherapeuten, worden betaald per verrichting. Hoe meer verrichtingen – consulten, behandelingen – hoe meer je kunt declareren. Die prikkels liggen helemaal verkeerd. Hierdoor wordt er bijna niet geïnvesteerd in preventie, want dat levert een zorgverlener niets tot weinig op.”

 

Die verrichtingenstructuur moet er volgens Bouwmans zo snel mogelijk uit. “Dat is natuurlijk best omstreden maar begin klein, bij de huisartsen bijvoorbeeld. In plaats dat een huisarts losse inkomsten via verrichtigingen krijgt, zou er één budget voor de huisarts moeten komen, de optelsom van, gedifferentieerde inschrijftarieven van patiënten. Op deze manier is hij niet meer afhankelijk van de hoeveelheid consulten en kan hij zelf bepalen hoe dit budget in te zetten in zijn praktijk. Zo ontstaat er wel een prikkel om te focussen op preventie. Uiteindelijk is dit niet alleen beter voor de patiënt maar ook voor de zorgprofessional, omdat ze zo meer zeggenschap krijgen over hun eigen praktijk.”

 

 

Het huidige zorgstelsel moet een nieuwe impuls krijgen vindt ook Joep Teijink, vaatchirurg en initiatiefnemer van Chronisch Zorgnet. Een betere samenwerking tussen specialisten, huisartsen en zorgverleners zou centraal moeten staan. Lees meer over zijn visie op het zorgstelsel.